zápis
zápis m
- het schrijven; een stuk in tekens vastgelegde tekst
- notule, notitie; een neergeschreven opmerking of feit
- inschrijving; een document waarmee men zich opgeeft of inschrijft
- record, archiefstuk; hoeveelheid bij elkaar behorende gegevens
- rapport; een officieel schriftelijk bericht of verslag over een gebeurtenis of toestand
- termín zápisu do školy
- zápis melódie
- zápis textu
- IPA: /zaːpɪs/
- zá·pis
- het schrijven; een stuk in tekens vastgelegde tekst
- notule, notitie; een neergeschreven opmerking of feit
- inschrijving; een document waarmee men zich opgeeft of inschrijft
- record, archiefstuk; hoeveelheid bij elkaar behorende gegevens
- rapport; een officieel schriftelijk bericht of verslag over een gebeurtenis of toestand
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | zápis | zápisy |
genitief | zápisu | zápisů |
datief | zápisu | zápisům |
accusatief | zápis | zápisy |
vocatief | zápise | zápisy |
locatief | zápisu / zápise | zápisech |
instrumentalis | zápisem | zápisy |
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch / Duits)