Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • no·ti·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘aantekening’ voor het eerst aangetroffen in 1566 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord notitie notities
verkleinwoord notitietje notitietjes

Zelfstandig naamwoord

de notitiev

  1. een neergeschreven opmerking of feit
    • Hij had uitgebreid notities gemaakt. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen