wegpromoveren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van wegpromoveren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | wegpromoveren | weg te promoveren | ||||||||
toekomend | zullen wegpromoveren weg zullen promoveren |
te zullen wegpromoveren weg te zullen promoveren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben weggepromoveerd | te hebben weggepromoveerd | ||||||||
toekomend | weggepromoveerd zullen hebben | weggepromoveerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
wegpromoverend | weggepromoveerd | ev. promoveer weg |
mv. verouderd promoveert weg |
promovere weg (bijzin) wegpromovere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | promoveer weg | promoveert weg | promoveert weg | promoveert weg | promoveert weg | promoveren weg | promoveren weg | promoveren weg | |||
verleden (o.v.t.) | promoveerde weg | promoveerde weg | promoveerde weg | promoveerde weg | promoveerde weg | promoveerden weg | promoveerden weg | promoveerden weg | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal wegpromoveren | zult/zal wegpromoveren | zult/zal wegpromoveren | zult wegpromoveren | zal wegpromoveren | zullen wegpromoveren | zullen wegpromoveren | zullen wegpromoveren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou wegpromoveren | zou wegpromoveren | zou(dt) wegpromoveren | zoudt wegpromoveren | zou wegpromoveren | zouden wegpromoveren | zouden wegpromoveren | zouden wegpromoveren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | wegpromoveer | wegpromoveert | wegpromoveert | wegpromoveert | wegpromoveert | wegpromoveren | wegpromoveren | wegpromoveren | |||
verleden (o.v.t.) | wegpromoveerde | wegpromoveerde | wegpromoveerde | wegpromoveerde | wegpromoveerde | wegpromoveerden | wegpromoveerden | wegpromoveerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal wegpromoveren weg zal promoveren |
zult/zal wegpromoveren weg zult/zal promoveren |
zult/zal wegpromoveren weg zult/zal promoveren |
zult wegpromoveren weg zult promoveren |
zal wegpromoveren weg zal promoveren |
zullen wegpromoveren weg zullen promoveren |
zullen wegpromoveren weg zullen promoveren |
zullen wegpromoveren weg zullen promoveren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou wegpromoveren weg zou promoveren |
zou wegpromoveren weg zou promoveren |
zou(dt) wegpromoveren weg zou(dt) promoveren |
zoudt wegpromoveren weg zoudt promoveren |
zou wegpromoveren weg zou promoveren |
zouden wegpromoveren weg zouden promoveren |
zouden wegpromoveren weg zouden promoveren |
zouden wegpromoveren weg zouden promoveren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb weggepromoveerd | hebt weggepromoveerd | hebt/heeft weggepromoveerd | hebt weggepromoveerd | heeft weggepromoveerd | hebben weggepromoveerd | hebben weggepromoveerd | hebben weggepromoveerd | |||
verleden (v.v.t.) | had weggepromoveerd | had weggepromoveerd | had weggepromoveerd | hadt weggepromoveerd | had weggepromoveerd | hadden weggepromoveerd | hadden weggepromoveerd | hadden weggepromoveerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal weggepromoveerd hebben | zal/zult weggepromoveerd hebben | zult/zal weggepromoveerd hebben | zult weggepromoveerd hebben | zal weggepromoveerd hebben | zullen weggepromoveerd hebben | zullen weggepromoveerd hebben | zullen weggepromoveerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou weggepromoveerd hebben | zou weggepromoveerd hebben | zou/zoudt weggepromoveerd hebben | zoudt weggepromoveerd hebben | zou weggepromoveerd hebben | zouden weggepromoveerd hebben | zouden weggepromoveerd hebben | zouden weggepromoveerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm weggepromoveerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt weggepromoveerd | er is weggepromoveerd | |||||||||
verleden | er werd weggepromoveerd | er was weggepromoveerd | |||||||||
toekomend | er zal weggepromoveerd worden | er zal weggepromoveerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou weggepromoveerd worden | er zou weggepromoveerd zijn | |||||||||
lijdende vorm weggepromoveerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | weggepromoveerd worden | weggepromoveerd te worden | ||||||||
toekomend | weggepromoveerd zullen worden | weggepromoveerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | weggepromoveerd zijn | weggepromoveerd te zijn | ||||||||
toekomend | weggepromoveerd zullen zijn | weggepromoveerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word weggepromoveerd | wordt weggepromoveerd | wordt weggepromoveerd | wordt weggepromoveerd | wordt weggepromoveerd | worden weggepromoveerd | worden weggepromoveerd | worden weggepromoveerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd weggepromoveerd | werd weggepromoveerd | werd weggepromoveerd | werdt weggepromoveerd | werd weggepromoveerd | werden weggepromoveerd | werden weggepromoveerd | werden weggepromoveerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal weggepromoveerd worden | zult weggepromoveerd worden | zult weggepromoveerd worden | zult weggepromoveerd worden | zal weggepromoveerd worden | zullen weggepromoveerd worden | zullen weggepromoveerd worden | zullen weggepromoveerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou weggepromoveerd worden | zou weggepromoveerd worden | zou/zoudt weggepromoveerd worden | zoudt weggepromoveerd worden | zou weggepromoveerd worden | zouden weggepromoveerd worden | zouden weggepromoveerd worden | zouden weggepromoveerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben weggepromoveerd | bent weggepromoveerd | bent/is weggepromoveerd | zijt weggepromoveerd | is weggepromoveerd | zijn weggepromoveerd | zijn weggepromoveerd | zijn weggepromoveerd | |||
verleden (v.v.t.) | was weggepromoveerd | was weggepromoveerd | was weggepromoveerd | waart weggepromoveerd | was weggepromoveerd | waren weggepromoveerd | waren weggepromoveerd | waren weggepromoveerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal weggepromoveerd zijn | zult weggepromoveerd zijn | zult weggepromoveerd zijn | zult weggepromoveerd zijn | zal weggepromoveerd zijn | zullen weggepromoveerd zijn | zullen weggepromoveerd zijn | zullen weggepromoveerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou weggepromoveerd zijn | zou weggepromoveerd zijn | zou/zoudt weggepromoveerd zijn | zoudt weggepromoveerd zijn | zou weggepromoveerd zijn | zouden weggepromoveerd zijn | zouden weggepromoveerd zijn | zouden weggepromoveerd zijn |