Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·pro·mo·veer·de

Werkwoord

vervoeging van
wegpromoveren

wegpromoveerde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van wegpromoveren
    • ... dat ik wegpromoveerde. 
    • ... dat jij wegpromoveerde. 
    • ... dat hij, zij, het wegpromoveerde. 

Gangbaarheid