wegbergen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van wegbergen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		wegbergen			weg te bergen
	toekomend		zullen wegbergen weg zullen bergen			te zullen wegbergen weg te zullen bergen
voltooid	tegenwoordig		hebben weggeborgen			te hebben weggeborgen
	toekomend		weggeborgen zullen hebben			weggeborgen te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	wegbergend		weggeborgen			ev. berg weg	mv. verouderd bergt weg	berge weg (bijzin) wegberge
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	berg weg	bergt weg	bergt weg	bergt weg	bergt weg	bergen weg	bergen weg	bergen weg
verleden (o.v.t.)	borg weg	borg weg	borg weg	borg weg	borg weg	borgen weg	borgen weg	borgen weg
toekomend (o.t.t.t.)	zal wegbergen	zult/zal wegbergen	zult/zal wegbergen	zult wegbergen	zal wegbergen	zullen wegbergen	zullen wegbergen	zullen wegbergen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou wegbergen	zou wegbergen	zou(dt) wegbergen	zoudt wegbergen	zou wegbergen	zouden wegbergen	zouden wegbergen	zouden wegbergen
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	wegberg	wegbergt	wegbergt	wegbergt	wegbergt	wegbergen	wegbergen	wegbergen
verleden (o.v.t.)	wegborg	wegborg	wegborg	wegborg	wegborg	wegborgen	wegborgen	wegborgen
toekomend (o.t.t.t.)	zal wegbergen weg zal bergen	zult/zal wegbergen weg zult/zal bergen	zult/zal wegbergen weg zult/zal bergen	zult wegbergen weg zult bergen	zal wegbergen weg zal bergen	zullen wegbergen weg zullen bergen	zullen wegbergen weg zullen bergen	zullen wegbergen weg zullen bergen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou wegbergen weg zou bergen	zou wegbergen weg zou bergen	zou(dt) wegbergen weg zou(dt) bergen	zoudt wegbergen weg zoudt bergen	zou wegbergen weg zou bergen	zouden wegbergen weg zouden bergen	zouden wegbergen weg zouden bergen	zouden wegbergen weg zouden bergen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb weggeborgen	hebt weggeborgen	hebt/heeft weggeborgen	hebt weggeborgen	heeft weggeborgen	hebben weggeborgen	hebben weggeborgen	hebben weggeborgen
verleden (v.v.t.)	had weggeborgen	had weggeborgen	had weggeborgen	hadt weggeborgen	had weggeborgen	hadden weggeborgen	hadden weggeborgen	hadden weggeborgen
toekomend (v.t.t.t.)	zal weggeborgen hebben	zal/zult weggeborgen hebben	zult/zal weggeborgen hebben	zult weggeborgen hebben	zal weggeborgen hebben	zullen weggeborgen hebben	zullen weggeborgen hebben	zullen weggeborgen hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou weggeborgen hebben	zou weggeborgen hebben	zou/zoudt weggeborgen hebben	zoudt weggeborgen hebben	zou weggeborgen hebben	zouden weggeborgen hebben	zouden weggeborgen hebben	zouden weggeborgen hebben
onpersoonlijke lijdende vorm weggeborgen worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt weggeborgen				er is weggeborgen
verleden	er werd weggeborgen				er was weggeborgen
toekomend	er zal weggeborgen worden				er zal weggeborgen zijn
voorwaardelijk	er zou weggeborgen worden				er zou weggeborgen zijn
lijdende vorm weggeborgen worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		weggeborgen worden			weggeborgen te worden
	toekomend		weggeborgen zullen worden			weggeborgen te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		weggeborgen zijn			weggeborgen te zijn
	toekomend		weggeborgen zullen zijn			weggeborgen te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word weggeborgen	wordt weggeborgen	wordt weggeborgen	wordt weggeborgen	wordt weggeborgen	worden weggeborgen	worden weggeborgen	worden weggeborgen
verleden (o.v.t.)	werd weggeborgen	werd weggeborgen	werd weggeborgen	werdt weggeborgen	werd weggeborgen	werden weggeborgen	werden weggeborgen	werden weggeborgen
toekomend (o.t.t.t.)	zal weggeborgen worden	zult weggeborgen worden	zult weggeborgen worden	zult weggeborgen worden	zal weggeborgen worden	zullen weggeborgen worden	zullen weggeborgen worden	zullen weggeborgen worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou weggeborgen worden	zou weggeborgen worden	zou/zoudt weggeborgen worden	zoudt weggeborgen worden	zou weggeborgen worden	zouden weggeborgen worden	zouden weggeborgen worden	zouden weggeborgen worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben weggeborgen	bent weggeborgen	bent/is weggeborgen	zijt weggeborgen	is weggeborgen	zijn weggeborgen	zijn weggeborgen	zijn weggeborgen
verleden (v.v.t.)	was weggeborgen	was weggeborgen	was weggeborgen	waart weggeborgen	was weggeborgen	waren weggeborgen	waren weggeborgen	waren weggeborgen
toekomend (v.t.t.t.)	zal weggeborgen zijn	zult weggeborgen zijn	zult weggeborgen zijn	zult weggeborgen zijn	zal weggeborgen zijn	zullen weggeborgen zijn	zullen weggeborgen zijn	zullen weggeborgen zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou weggeborgen zijn	zou weggeborgen zijn	zou/zoudt weggeborgen zijn	zoudt weggeborgen zijn	zou weggeborgen zijn	zouden weggeborgen zijn	zouden weggeborgen zijn	zouden weggeborgen zijn