wederwaardigheid
- Geluid: wederwaardigheid (hulp, bestand)
- IPA: / ˌwedərˈwardəxhɛit / (5 lettergrepen)
- we·der·waar·dig·heid
- In de betekenis van ‘(onaangename) ervaring’ voor het eerst aangetroffen in 1400 [1]
- [1] van Middelnederlands wederwerdicheit, op te vatten als afleiding van wederwaardig met het achtervoegsel -heid [2][3]
- [2] afgeleid van wederwaardig met het achtervoegsel -heid [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wederwaardigheid | wederwaardigheden |
verkleinwoord | - | - |
de wederwaardigheid v
- het zich tegen iets of iemand keren
- (verouderd) tegenstand of strijd tegen iets of iemand
- negatieve ervaring of gebeurtenis
- iets opmerkelijks dat je hebt meegemaakt
- (verouderd) iets dat inbreuk maakt op verschuldigd respect
- respectloze houding
- respectloze behandeling
- Van betekenis 1.3 is vooral de meervoudsvorm wederwaardigheden gangbaar.
- [1.1] oppositie, strijd, tegenstand, tegenwerking, tweedracht, twist, verzet
- [1.2] beproeving, ellende, narigheid, ongeluk, rampspoed, tegenslag, tegenspoed
- [1.3] avontuur, belevenis, lotgeval
- [2.1] laatdunkendheid, minachting, misprijzing
- [2.2] belediging, schandelijkheid
- Het woord wederwaardigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "wederwaardigheid" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ wederwaardigheid op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).