Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • twist
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘ruzie’ voor het eerst aangetroffen in 1237 [1] [2] [3] [4]
  • De naam voor de dans is ontleend aan het Engelse twist, wat meer algemeen "draaien" betekent.
enkelvoud meervoud
naamwoord twist twisten
verkleinwoord twistje twistjes

Zelfstandig naamwoord

de twistm

  1. een langdurig geschil
    • Hopelijk kan die twist nu eindelijk bijgelegd worden. 
  2. (muziek) een speciale dansstijl opgekomen in de jaren 1960, waarbij de danspartners elkaar niet vasthouden maar wel bepaalde draaibewegingen maken
    • De twist was een populaire dans. 
  3. (textielindustrie) machinaal vervaardigd katoengaren
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
twisten

twist

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van twisten
  2. gebiedende wijs van twisten

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
twist twists

Zelfstandig naamwoord

twist

  1. draai, draaiing, verdraaiing
  2. (medisch) verrekking
  3. (muziek) twist [2]
  4. (textielindustrie) twist [3]
vervoeging
onbepaalde wijs to  twist 
he/she/it  twists 
verleden tijd  twisted 
voltooid
deelwoord
 twisted 
onvoltooid
deelwoord
 twisting 
gebiedende wijs  twist 

Werkwoord

twist

  1. overgankelijk draaien, verdraaien
Synoniemen