vreten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van vreten | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vreten | te vreten | ||||||
toekomend | zullen vreten | te zullen vreten | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gevreten | te hebben gevreten | ||||||
toekomend | gevreten zullen hebben | gevreten te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
vretend | gevreten | ev. vreet |
mv. verouderd vreet |
vrete | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | vreet | vreet | vreet | vreet | vreet | vreten | vreten | vreten | |
verleden (o.v.t.) | vrat | vrat | vrat | vrat[1] | vrat | vraten | vraten | vraten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal vreten | zult/zal vreten | zult/zal vreten | zult vreten | zal vreten | zullen vreten | zullen vreten | zullen vreten | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vreten | zou vreten | zou(dt) vreten | zoudt vreten | zou vreten | zouden vreten | zouden vreten | zouden vreten | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gevreten | hebt gevreten | hebt/heeft gevreten | hebt gevreten | heeft gevreten | hebben gevreten | hebben gevreten | hebben gevreten | |
verleden (v.v.t.) | had gevreten | had gevreten | had gevreten | hadt gevreten | had gevreten | hadden gevreten | hadden gevreten | hadden gevreten | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevreten hebben | zal/zult gevreten hebben | zult/zal gevreten hebben | zult gevreten hebben | zal gevreten hebben | zullen gevreten hebben | zullen gevreten hebben | zullen gevreten hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevreten hebben | zou gevreten hebben | zou/zoudt gevreten hebben | zoudt gevreten hebben | zou gevreten hebben | zouden gevreten hebben | zouden gevreten hebben | zouden gevreten hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gevreten worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gevreten | er is gevreten | |||||||
verleden | er werd gevreten | er was gevreten | |||||||
toekomend | er zal gevreten worden | er zal gevreten zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gevreten worden | er zou gevreten zijn |