volgroeien/vervoeging
Volgróéien
bewerkenvervoeging van de bedrijvende vorm van volgroeien | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | volgroeien | te volgroeien | ||||||
toekomend | zullen volgroeien | te zullen volgroeien | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn volgroeid | te zijn volgroeid | ||||||
toekomend | volgroeid zullen zijn | volgroeid te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
volgroeiend | volgroeid | ev. volgroei |
mv. verouderd volgroeit |
volgroeie | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | volgroei | volgroeit | volgroeit | volgroeit | volgroeit | volgroeien | volgroeien | volgroeien | |
verleden (o.v.t.) | volgroeide | volgroeide | volgroeide | volgroeide | volgroeide | volgroeiden | volgroeiden | volgroeiden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal volgroeien | zult/zal volgroeien | zult/zal volgroeien | zult volgroeien | zal volgroeien | zullen volgroeien | zullen volgroeien | zullen volgroeien | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou volgroeien | zou volgroeien | zou(dt) volgroeien | zoudt volgroeien | zou volgroeien | zouden volgroeien | zouden volgroeien | zouden volgroeien | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben volgroeid | bent volgroeid | bent/is volgroeid | zijt volgroeid | is volgroeid | zijn volgroeid | zijn volgroeid | zijn volgroeid | |
verleden (v.v.t.) | was volgroeid | was volgroeid | was volgroeid | waart volgroeid | was volgroeid | waren volgroeid | waren volgroeid | waren volgroeid | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal volgroeid zijn | zal/zult volgroeid zijn | zult/zal volgroeid zijn | zult volgroeid zijn | zal volgroeid zijn | zullen volgroeid zijn | zullen volgroeid zijn | zullen volgroeid zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou volgroeid zijn | zou volgroeid zijn | zou/zoudt volgroeid zijn | zoudt volgroeid zijn | zou volgroeid zijn | zouden volgroeid zijn | zouden volgroeid zijn | zouden volgroeid zijn |
Vólgroeien
bewerkenvullen door middel van groei
vervoeging van de bedrijvende vorm van volgroeien | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | volgroeien | vol te groeien | ||||||
toekomend | zullen volgroeien vol zullen groeien |
te zullen volgroeien vol te zullen groeien | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn volgegroeid | te zijn volgegroeid | ||||||
toekomend | volgegroeid zullen zijn | volgegroeid te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
volgroeiend | volgegroeid | ev. groei vol |
mv. verouderd groeit vol |
groeie vol (bijzin) volgroeie | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | groei vol | groeit vol | groeit vol | groeit vol | groeit vol | groeien vol | groeien vol | groeien vol | |
verleden (o.v.t.) | groeide vol | groeide vol | groeide vol | groeide vol | groeide vol | groeiden vol | groeiden vol | groeiden vol | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal volgroeien | zult/zal volgroeien | zult/zal volgroeien | zult volgroeien | zal volgroeien | zullen volgroeien | zullen volgroeien | zullen volgroeien | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou volgroeien | zou volgroeien | zou(dt) volgroeien | zoudt volgroeien | zou volgroeien | zouden volgroeien | zouden volgroeien | zouden volgroeien | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | volgroei | volgroeit | volgroeit | volgroeit | volgroeit | volgroeien | volgroeien | volgroeien | |
verleden (o.v.t.) | volgroeide | volgroeide | volgroeide | volgroeide | volgroeide | volgroeiden | volgroeiden | volgroeiden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal volgroeien vol zal groeien |
zult/zal volgroeien vol zult/zal groeien |
zult/zal volgroeien vol zult/zal groeien |
zult volgroeien vol zult groeien |
zal volgroeien vol zal groeien |
zullen volgroeien vol zullen groeien |
zullen volgroeien vol zullen groeien |
zullen volgroeien vol zullen groeien | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou volgroeien vol zou groeien |
zou volgroeien vol zou groeien |
zou(dt) volgroeien vol zou(dt) groeien |
zoudt volgroeien vol zoudt groeien |
zou volgroeien vol zou groeien |
zouden volgroeien vol zouden groeien |
zouden volgroeien vol zouden groeien |
zouden volgroeien vol zouden groeien | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben volgegroeid | bent volgegroeid | bent/is volgegroeid | zijt volgegroeid | is volgegroeid | zijn volgegroeid | zijn volgegroeid | zijn volgegroeid | |
verleden (v.v.t.) | was volgegroeid | was volgegroeid | was volgegroeid | waart volgegroeid | was volgegroeid | waren volgegroeid | waren volgegroeid | waren volgegroeid | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal volgegroeid zijn | zal/zult volgegroeid zijn | zult/zal volgegroeid zijn | zult volgegroeid zijn | zal volgegroeid zijn | zullen volgegroeid zijn | zullen volgegroeid zijn | zullen volgegroeid zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou volgegroeid zijn | zou volgegroeid zijn | zou/zoudt volgegroeid zijn | zoudt volgegroeid zijn | zou volgegroeid zijn | zouden volgegroeid zijn | zouden volgegroeid zijn | zouden volgegroeid zijn |