• vol·gooi·en

volgooien [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
volgooien
gooide vol
volgegooid
zwak -d volledig
  1. op een ruwe, onnadenkende, slordige manier iets helemaal vullen
    • Nixon schrikt er niet voor terug. "Onze leiders laten ons in de steek", zei ze. "Er moet iets veranderen. We willen dat onze regering weer aan het werk gaat ten behoeve van de gezondheidszorg, een einde maakt aan het volgooien van de gevangenissen en onze kapotte metro repareert." [2] 
    • Stop met de gedachte van het volgooien van het buitengebied met windturbines. Twee van de vijf geschetste toekomstscenario's die voor 'Enschede wekt op' zijn opgesteld gaan ervan uit dat de duurzame doelstellingen louter door middel van windenergie worden behaald. Dat betekent in de praktijk zoiets als de bouw van 29 'losse' windmolens met een tiphoogte van 132 meter. Slechts 105 deelnemers (bijna 10 procent) aan onze enquête zeggen iets te voelen voor de komst van zo'n groot aantal windmolens. [3] 
  2. de brandstoftank van een voertuig helemaal vullen
    • De interesse van consumenten was toch al beperkt. Een woordvoerster van Shell sluit niet uit dat TapUp op termijn ook weer auto's van particulieren op locatie gaat volgooien. [4] 
    • Bij een stop langs de snelweg kun je binnenkort je auto niet alleen meer "volgooien" met diesel, benzine of lpg, maar ook met stroom. Nog dit jaar komen laadpunten voor elektrische auto's op twintig Shell-stations in de Randstad. [5] 
  3. overmatig veel alcohol drinken
    • Hirscher, die onder het kunstlicht op de Oostenrijkse piste zijn zesde seizoenszege, behaalde, verontschuldigde zich voor het wangedrag van zijn landgenoten bij Kristoffersen. "Beschamend", verzuchtte de winnaar. Kristoffersen kwam met vuurspuwende ogen en woedend over de finish. Hij reageerde nog niet op het incident. Twitteraars weten de onsportieve acties aan het moment van de wedstrijd in Schladming, in de avonduren. Fans kunnen zich zodoende gedurende de dag volgooien. [6] 
95 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[7]