• vol·gie·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
volgieten
goot vol
volgegoten
klasse 2 volledig

volgieten

  1. overgankelijk al gietend geheel vullen
    • Hij had de emmer volgegoten. 
  2. wederkerend zich dronken drinken
    • Hij had zich volgegoten met rum en begon moeilijk te doen. 
97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be