• Afkomstig van het Oudengelse fyllan.
vervoeging
onbepaalde wijs to  fill 
he/she/it  fills 
verleden tijd  filled 
voltooid
deelwoord
 filled 
onvoltooid
deelwoord
 filling 
gebiedende wijs  fill 

fill

  1. overgankelijk vullen
    «He filled his bottle with water.»
    Hij vulde zijn fles met water.
  2. overgankelijk opvullen
  3. overgankelijk invullen
    «Can you fill out this document?»
    Kunt u dit document invullen?
enkelvoud meervoud
fill fills

fill

  1. vulling

to fill something out

to fill something up

to eat one's fill

  • zich rond eten