voleindigen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van voleindigen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | voleindigen | te voleindigen | ||||||||
toekomend | zullen voleindigen | te zullen voleindigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben voleindigd | te hebben voleindigd | ||||||||
toekomend | voleindigd zullen hebben | voleindigd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
voleindigend | voleindigd | ev. voleindig |
mv. verouderd voleindigt |
voleindige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | voleindig | voleindigt | voleindigt | voleindigt | voleindigt | voleindigen | voleindigen | voleindigen | |||
verleden (o.v.t.) | voleindigde | voleindigde | voleindigde | voleindigde | voleindigde | voleindigden | voleindigden | voleindigden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal voleindigen | zult/zal voleindigen | zult/zal voleindigen | zult voleindigen | zal voleindigen | zullen voleindigen | zullen voleindigen | zullen voleindigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou voleindigen | zou voleindigen | zou(dt) voleindigen | zoudt voleindigen | zou voleindigen | zouden voleindigen | zouden voleindigen | zouden voleindigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb voleindigd | hebt voleindigd | hebt/heeft voleindigd | hebt voleindigd | heeft voleindigd | hebben voleindigd | hebben voleindigd | hebben voleindigd | |||
verleden (v.v.t.) | had voleindigd | had voleindigd | had voleindigd | hadt voleindigd | had voleindigd | hadden voleindigd | hadden voleindigd | hadden voleindigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal voleindigd hebben | zal/zult voleindigd hebben | zult/zal voleindigd hebben | zult voleindigd hebben | zal voleindigd hebben | zullen voleindigd hebben | zullen voleindigd hebben | zullen voleindigd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou voleindigd hebben | zou voleindigd hebben | zou/zoudt voleindigd hebben | zoudt voleindigd hebben | zou voleindigd hebben | zouden voleindigd hebben | zouden voleindigd hebben | zouden voleindigd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm voleindigd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt voleindigd | er is voleindigd | |||||||||
verleden | er werd voleindigd | er was voleindigd | |||||||||
toekomend | er zal voleindigd worden | er zal voleindigd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou voleindigd worden | er zou voleindigd zijn | |||||||||
lijdende vorm voleindigd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | voleindigd worden | voleindigd te worden | ||||||||
toekomend | voleindigd zullen worden | voleindigd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | voleindigd zijn | voleindigd te zijn | ||||||||
toekomend | voleindigd zullen zijn | voleindigd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word voleindigd | wordt voleindigd | wordt voleindigd | wordt voleindigd | wordt voleindigd | worden voleindigd | worden voleindigd | worden voleindigd | |||
verleden (o.v.t.) | werd voleindigd | werd voleindigd | werd voleindigd | werdt voleindigd | werd voleindigd | werden voleindigd | werden voleindigd | werden voleindigd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal voleindigd worden | zult voleindigd worden | zult voleindigd worden | zult voleindigd worden | zal voleindigd worden | zullen voleindigd worden | zullen voleindigd worden | zullen voleindigd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou voleindigd worden | zou voleindigd worden | zou/zoudt voleindigd worden | zoudt voleindigd worden | zou voleindigd worden | zouden voleindigd worden | zouden voleindigd worden | zouden voleindigd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben voleindigd | bent voleindigd | bent/is voleindigd | zijt voleindigd | is voleindigd | zijn voleindigd | zijn voleindigd | zijn voleindigd | |||
verleden (v.v.t.) | was voleindigd | was voleindigd | was voleindigd | waart voleindigd | was voleindigd | waren voleindigd | waren voleindigd | waren voleindigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal voleindigd zijn | zult voleindigd zijn | zult voleindigd zijn | zult voleindigd zijn | zal voleindigd zijn | zullen voleindigd zijn | zullen voleindigd zijn | zullen voleindigd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou voleindigd zijn | zou voleindigd zijn | zou/zoudt voleindigd zijn | zoudt voleindigd zijn | zou voleindigd zijn | zouden voleindigd zijn | zouden voleindigd zijn | zouden voleindigd zijn |