• vol·ein·dig·de
vervoeging van
voleindigen

voleindigde

  1. enkelvoud verleden tijd van voleindigen
    • Ik voleindigde. 
    • Jij voleindigde. 
    • Hij, zij, het voleindigde. 
  2. verbogen vorm van voleindigd, voltooid deelwoord van voleindigen