vleierig
- vlei·e·rig
- Naamwoord van handeling van vleien met het achtervoegsel -erig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vleierig | vleieriger | vleierigst |
verbogen | vleierige | vleierigere | vleierigste |
partitief | vleierigs | vleierigers | - |
vleierig [1]
- (te) vriendelijk en onderdanig
- Dat hij er uiteindelijk schitterend in geslaagd is, zeg ik bijna vleierig, om dat licht op een muur te schilderen. Bijvoorbeeld in een van zijn latere doeken, Sun in an Empty Room. Ik geef aan dat het een van mijn lievelingswerken is: het raadsel van invallend licht in een lege kamer. [2]
- PvdA-voorman Den Uyl was niet gediend van haar instant-intimiteit, waardoor het vraaggesprek mislukte. „Bibeb trachtte te penetreren”, zou Den Uyl later verklaren. „Vleierig vond ik d’r, om te verleiden met haar zachte vrouwelijke stem … Dan zette ik mijn stekels op.” [3]
- kruiperig, zoetsappig, temend, poeslief, verknocht, aanhalig, stroperig, zalvend, aanhankelijk, slijmerig, gluiperig
1.
- Het woord vleierig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vleierig" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 01 AUGUSTUS 2015 ‘Zolang u maar niet vraagt wat het allemaal betekent’
- ↑ NRC Tom Rooduijn 19 januari 2010 Grootmeester van het portretterende interview
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be