zoetsappig
- Geluid: zoetsappig (hulp, bestand)
- zoet·sap·pig
- In de betekenis van ‘geveinsd vriendelijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1784 [1]
- Samenstellende afleiding van zoet en sap met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zoetsappig | zoetsappiger | zoetsappigst |
verbogen | zoetsappige | zoetsappigere | zoetsappigste |
partitief | zoetsappigs | zoetsappigers | - |
zoetsappig
- overdreven (onecht) vriendelijk
- Kleutertjes houden veel van zoetsappige verhaaltjes over kaboutertjes en elfjes.
- Het woord zoetsappig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zoetsappig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "zoetsappig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ zoetsappig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be