Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stro·pe·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen stroperig stroperiger stroperigst
verbogen stroperige stroperigere stroperigste
partitief stroperigs stroperigers -

Bijvoeglijk naamwoord

stroperig

  1. lijkend op stroop
    • Na het indikken bleef er een stroperige vloeistof over.  
  2. heel langzaam voortgaan
    • Problemen komen er toch – dat blijkt een constante, dit Gooise asieljaar. Op de vlotte plannenmakerij volgt een stroperige zoektocht van gemeenten en het COA langs mogelijke opvanglocaties. Ze bekijken een oud circusterrein, een voormalige lts, een kantoorpand, buitengebieden van Eemnes en Wijdemeren. Tot grote verbazing van de Gooise bestuurders wijst het COA de locaties stuk voor stuk af. Er is geen elektriciteit, geen water, geen riolering. De grond is vervuild of te zompig. „Overal was wat”, verzuchtte Broertjes.[1] 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. NRC Sheila Kamerman Ingmar Vriesema 14 oktober 2016
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be