verzekeraar
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: verzekeraar (hulp, bestand)
- IPA: /vərzekərar/
Woordafbreking
- ver·ze·ke·raar
Woordherkomst en -opbouw
- Afleiding van verzekeren met het achtervoegsel -aar.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verzekeraar | verzekeraars |
verkleinwoord | verzekeraartje | verzekeraartjes |
Zelfstandig naamwoord
de verzekeraar m
- (economie) een bedrijf dat tegen betaling van een premie een bepaald risico voor een klant dekt
- Deze maatschappij is al vele jaren een bekende verzekeraar.
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen
1. een bedrijf dat tegen betaling van een premie een bepaald risico voor een klant dekt
Gangbaarheid
- Het woord verzekeraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verzekeraar" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be