verzekeringsagent
- ver·ze·ke·rings·agent
- samenstelling van verzekering zn en agent zn met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verzekeringsagent | verzekeringsagenten |
verkleinwoord |
de verzekeringsagent m
- (beroep) makelaar in verzekeringen, makelaar in assurantiën
- „Je ziet het, nu gebeurde het weer”, zegt Boxum terwijl hij de deur van zijn behandelkamer dichttrekt. Hij heeft net aan ouders uitgelegd dat hun twee dochters van 11 en 13 mazzel hebben. Doordat ze vandaag een consult kregen, vergoedt hun AV Extra-verzekering het nog. „Deze dagen ben ik voortdurend bezig met vertellen hoe zorgverzekeringen werken. Ik lijk wel een verzekeringsagent.” Overstappen naar een andere verzekeraar die meer vergoedt doen mensen niet snel, merkt hij. „Ze vinden het eng.” Ze weten wat ze nu krijgen en begrijpen niet altijd hoe een overstap uitpakt. „Friezen zijn altijd erg trouw aan De Friesland geweest.” [2]
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord verzekeringsagent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Kim Bos 30 november 2016