Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·za·digd
Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van verzadigen: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel

Werkwoord

vervoeging van: verzadigen…
verbogen vorm: verzadigde

verzadigd

  1. voltooid deelwoord van verzadigen
stellend
onverbogen verzadigd
verbogen verzadigde

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

verzadigd

  1. genoeg hebbend (van), doordat men er voldoende of te veel van heeft (b.v. gegeten)
  2. alles opgenomen hebbend wat mogelijk is (b.v. water in een spons)
  3. (scheikunde) met een enkelvoudige C-C binding tussen twee C-atomen in een molecule
  4. (natuurkunde) zoveel opgeloste stof bevattend als onder de omstandigheden (temperatuur) mogelijk is in een vloeistof of gas
  5. (natuurkunde) (van kleuren): geen wit gemengd hebbend bij een spectraalkleur
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be