vervoeren
- ver·voe·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vervoeren |
vervoerde |
vervoerd |
zwak -d | volledig |
vervoeren
- overgankelijk personen of objecten naar een andere plek brengen
- Het toestel kwam uit het Oostenrijkse Innsbruck en vervoerde dertien Nederlanders die letsel hadden opgelopen bij een uitglijder op de skipiste.
- ▸ 'Monsieur Point was erg goed in marketing. In die tijd lieten veel mensen zich vervoeren door een chauffeur. Hij beloofde de chauffeurs een gratis maaltijd als ze hun baas naar zijn restaurant zouden brengen', zegt Henriroux.[1]
- (figuurlijk) in emotionele zin meeslepen, overweldigen, buiten zichzelf brengen, uit zijn gewone doen brengen
1. personen of objecten naar een andere plek brengen
vervoeging van |
---|
vervaren |
vervoeren
- meervoud verleden tijd van vervaren
- Wij vervoeren.
- Jullie vervoeren.
- Zij vervoeren.
- Wij vervoeren.
- Het woord vervoeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vervoeren" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Peter Giesen“Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be