vervlakken
- Geluid: vervlakken (hulp, bestand)
- ver·vlak·ken
vervlakken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vervlakken |
vervlakte |
vervlakt |
zwak -t | volledig |
- vervagen, verliezen van nuances
- Het lijkt wel of de seizoenen vervlakken en dat er geen echt winter- of zomerseizoen meer is. Dat is slecht nieuws voor kledingwinkels, want als het maar niet echt koud wil worden, blijven je naar verhouding dure winterjassen in de rekken hangen. [2]
- minder betekenis krijgen
- Als de organisatie te lang wacht met het maken van excuses, kan het een principekwestie worden of de betekenis ervan vervlakken. [3]
- [1] afstompen, vervagen, verwateren, nivelleren, aftoppen
- [1] aanscherpen, polariseren
1. vervagen, verliezen van nuances
- Het woord vervlakken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Sanne Schelfaut 30-03-19 7 redenen waarom winkels verdwijnen
- ↑ HP de Tijd 13/01 | 2012 Een goed gesprek met Henk Krol & Alex Brenninkmeijer