Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·vlak·te

Werkwoord

vervoeging van
vervlakken

vervlakte

  1. enkelvoud verleden tijd van vervlakken
    • Ik vervlakte. 
    • Jij vervlakte. 
    • Hij, zij, het vervlakte. 
  1. verbogen vorm van vervlakt, voltooid deelwoord van vervlakken

Gangbaarheid