afstompen
- af·stom·pen
- samenstelling van af bw en stompen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afstompen |
stompte af |
afgestompt |
zwak -t | volledig |
afstompen
- ergatief zijn scherpheid verliezen
- Dit mes is aardig afgestompt.
- overgankelijk van zijn scherpheid beroven
- Dat harde ruwe oppervlak stompt je mes snel af.
- overgankelijk iemands tegenwoordigheid van geest nadelig beïnvloeden
- Hij is door dat geestdodende werk flink afgestompt.
2. van zijn scherpheid beroven
|
3. iemands tegenwoordigheid van geest nadelig beïnvloeden
- Het woord afstompen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afstompen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be