Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ge·stompt
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen afgestompt afgestompter afgestomptst
verbogen afgestompte afgestomptere afgestomptste
partitief afgestompts afgestompters -

Bijvoeglijk naamwoord

afgestompt

  1. (figuurlijk) niet erg ontvankelijk voor wat dan ook; ongeïnteresseerd
    • Wat een afgestompt stelletje is dat hier! 
     Hij bekeek de twee met de blik van een afgestompte werknemer die zich elke dag weer verheugt op het moment dat zijn dienst erop zit.[1]
  2. afgerond
     Grote omgevallen boomstammen zaten klem tussen de rotsen en waren geheel kaal en afgestompt door de sterke stroming die miljoenen liters smeltwater per dag uit de bergen moest verwerken.[2]
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van: afstompen…
verbogen vorm: afgestompte

afgestompt

  1. voltooid deelwoord van afstompen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht  , ISBN 90-229-9182-2
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be