vernissen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van vernissen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vernissen | te vernissen | ||||||||
toekomend | zullen vernissen | te zullen vernissen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gevernist | te hebben gevernist | ||||||||
toekomend | gevernist zullen hebben | gevernist te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
vernissend | gevernist | ev. vernis |
mv. verouderd vernist |
vernisse | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | vernis | vernist | vernist | vernist | vernist | vernissen | vernissen | vernissen | |||
verleden (o.v.t.) | verniste | verniste | verniste | verniste | verniste | vernisten | vernisten | vernisten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vernissen | zult/zal vernissen | zult/zal vernissen | zult vernissen | zal vernissen | zullen vernissen | zullen vernissen | zullen vernissen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vernissen | zou vernissen | zou(dt) vernissen | zoudt vernissen | zou vernissen | zouden vernissen | zouden vernissen | zouden vernissen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gevernist | hebt gevernist | hebt/heeft gevernist | hebt gevernist | heeft gevernist | hebben gevernist | hebben gevernist | hebben gevernist | |||
verleden (v.v.t.) | had gevernist | had gevernist | had gevernist | hadt gevernist | had gevernist | hadden gevernist | hadden gevernist | hadden gevernist | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevernist hebben | zal/zult gevernist hebben | zult/zal gevernist hebben | zult gevernist hebben | zal gevernist hebben | zullen gevernist hebben | zullen gevernist hebben | zullen gevernist hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevernist hebben | zou gevernist hebben | zou/zoudt gevernist hebben | zoudt gevernist hebben | zou gevernist hebben | zouden gevernist hebben | zouden gevernist hebben | zouden gevernist hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gevernist worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gevernist | er is gevernist | |||||||||
verleden | er werd gevernist | er was gevernist | |||||||||
toekomend | er zal gevernist worden | er zal gevernist zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gevernist worden | er zou gevernist zijn | |||||||||
lijdende vorm gevernist worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gevernist worden | gevernist te worden | ||||||||
toekomend | gevernist zullen worden | gevernist te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gevernist zijn | gevernist te zijn | ||||||||
toekomend | gevernist zullen zijn | gevernist te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gevernist | wordt gevernist | wordt gevernist | wordt gevernist | wordt gevernist | worden gevernist | worden gevernist | worden gevernist | |||
verleden (o.v.t.) | werd gevernist | werd gevernist | werd gevernist | werdt gevernist | werd gevernist | werden gevernist | werden gevernist | werden gevernist | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gevernist worden | zult gevernist worden | zult gevernist worden | zult gevernist worden | zal gevernist worden | zullen gevernist worden | zullen gevernist worden | zullen gevernist worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gevernist worden | zou gevernist worden | zou/zoudt gevernist worden | zoudt gevernist worden | zou gevernist worden | zouden gevernist worden | zouden gevernist worden | zouden gevernist worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gevernist | bent gevernist | bent/is gevernist | zijt gevernist | is gevernist | zijn gevernist | zijn gevernist | zijn gevernist | |||
verleden (v.v.t.) | was gevernist | was gevernist | was gevernist | waart gevernist | was gevernist | waren gevernist | waren gevernist | waren gevernist | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevernist zijn | zult gevernist zijn | zult gevernist zijn | zult gevernist zijn | zal gevernist zijn | zullen gevernist zijn | zullen gevernist zijn | zullen gevernist zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevernist zijn | zou gevernist zijn | zou/zoudt gevernist zijn | zoudt gevernist zijn | zou gevernist zijn | zouden gevernist zijn | zouden gevernist zijn | zouden gevernist zijn |