naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
vernietigen vernietigend
vernietiging vernietigd
  • ver·nie·ti·gen
  • In de betekenis van ‘vernielen, tenietdoen’ voor het eerst aangetroffen in 1557 [1]
  • Afgeleid van nietig met het voorvoegsel ver-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vernietigen
vernietigde
vernietigd
zwak -d volledig

vernietigen

  1. overgankelijk een einde maken aan, het bestaan uitwissen van, volledig tenietdoen
    • De oprukkende Russische troepen vernietigden het ene Duitse legeronderdeel na het andere. 
     Spullen die niet kunnen worden verkocht, worden uit elkaar gehaald. Äls er bijvoorbeeld hout in een product zit, halen we dat eruit en kan het weer voor iets anders worden gebruikt."De producten die niet recyclebaar zijn, gaan naar de verbrandingsoven. Vorig jaar is er twee procent minder vernietigd.[2]
  2. overgankelijk (juridisch) herroepen, nietig verklaren (v.e. eerdere uitspraak)
    • Het vonnis werd vernietigd. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]