vernietigen
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
vernietigen | vernietigend |
vernietiging | vernietigd |
Uitspraak
- Geluid: vernietigen (hulp, bestand)
- IPA: /vərˈnitəɣə(n)/
Woordafbreking
- ver·nie·ti·gen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vernielen, tenietdoen’ voor het eerst aangetroffen in 1557 [1]
- Afgeleid van nietig met het voorvoegsel ver-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vernietigen |
vernietigde |
vernietigd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
vernietigen
- overgankelijk een einde maken aan, het bestaan uitwissen van, volledig tenietdoen
- De oprukkende Russische troepen vernietigden het ene Duitse legeronderdeel na het andere.
- overgankelijk (juridisch) herroepen, nietig verklaren (v.e. eerdere uitspraak)
- Het vonnis werd vernietigd.
Vertalingen
1. een einde maken aan, het bestaan uitwissen van, volledig tenietdoen
Gangbaarheid
- Het woord vernietigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "vernietigen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |