vervoeging
onbepaalde wijs to  destroy 
he/she/it  destroys 
verleden tijd  destroyed 
voltooid
deelwoord
 destroyed 
onvoltooid
deelwoord
 destroying 
gebiedende wijs  destroy 

destroy

  1. verwoesten, vernietigen


destroy

  1. (spreektaal) kapot maken
    «Aux grandes manifs, y a toujours deux trois lascars pour tout destroy
    Bij grote demonstraties zijn er altijd een paar kerels die alles willen mollen.
    «Il est destroy à cause de la tise, ce mec.»
    Die kerel is kapot gegaan aan de drank. [1]

destroy

  1. (spreektaal) ram-
    «Hé didgé, balance-nous un truc bien destroy qu'on puisse pogoter!»
    Hé discjockey [sic!], zet eens een lekker ramnummer op zodat we kunnen pogo'en! [1]
  2. (spreektaal) (kleding) in een stijl met ruime maatvoering en opzettelijk aangebrachte scheuren [1]

destroy m

  1. (spreektaal) kledingstijl met veel te wijde en gescheurde kleding [1]