• dre·pe
  • Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord drepa
Naar frequentie 276
vervoeging
onbepaalde wijs drepe
tegenwoordige tijd dreper
verleden tijd drepte
voltooid
deelwoord
drept
onvoltooid
deelwoord
drepende
lijdende vorm drepes
gebiedende wijs drep
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

drepe

  1. overgankelijk doden, ombrengen, vermoorden
  2. overgankelijk, (figuurlijk) doden, vernietigen
  3. overgankelijk, (figuurlijk), (techniek) (olie–industrie) sluiten
  • [1]: drepe alle følelsene
alle gevoelens doden
  • [3]: drepe en brønn
een petroleumbron sluiten



  • dre·pe
  • Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord drepa

drepe, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van drepen
vervoeging
onbepaalde wijs drepe
drepa
tegenwoordige tijd drep
verleden tijd drap
voltooid
deelwoord
drepe
onvoltooid
deelwoord
drepande
lijdende vorm drepast
gebiedende wijs drep
vervoegingsklasse Klasse 5 sterk
opmerking

drepe

  1. overgankelijk doden, ombrengen, vermoorden
  2. overgankelijk, (figuurlijk) doden, vernietigen
  3. overgankelijk, (figuurlijk), (techniek) (olie–industrie) sluiten

drepe

  1. voltooid deelwoord van drepe
  • [1]: drepe gleda
de vreugde doden
  • [3]: drepe ein brønn
een petroleumbron sluiten