avlive
- av·li·ve
- Afleiding van het Oudnoorse werkwoord live
Naar frequentie | 18123 |
---|
avlive
- overgankelijk doden, doodmaken, pijnlos doden
- overgankelijk, (figuurlijk) iets uit de wereld helpen, gladstrijken, ontkrachten, wegpraten (een leugen, een mythe, een gerucht)
- [1]: ta livet av
- [1]: drepe
- av·li·ve
- Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord live
avlive
- overgankelijk doden, doodmaken, pijnlos doden
- overgankelijk, (figuurlijk) iets uit de wereld helpen, gladstrijken, ontkrachten, wegpraten (een leugen, een mythe, een gerucht)
- [1]: ta livet av
- [1]: drepe
avlive
- gebiedende wijs van avliva
avlive
- gebiedende wijs van avlive