herroepen
- her·roe·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
herroepen |
herriep |
herroepen |
klasse 7 | volledig |
herroepen
- overgankelijk zeggen dat iets, dat je eerder gezegd hebt, niet klopt
- Hij heeft haar eerst beschuldigd, maar later heeft hij dat herroepen.
1. zeggen dat iets, dat je eerder gezegd hebt, niet klopt
vervoeging van: | herroepen… |
geen verbogen vorm |
herroepen
- voltooid deelwoord van herroepen
- Het woord herroepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "herroepen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be