• ver·neu·ke·ra·tief
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen verneukeratief verneukeratiever verneukeratiefst
verbogen verneukeratieve verneukeratievere verneukeratiefste
partitief verneukeratiefs verneukeratievers -

verneukeratief

  1. (informeel) een indruk gevend die feitelijk onjuist is
    • Minstens even verneukeratief is de zin waarmee Sire het spotje besluit: 'Laat jij jouw jongen genoeg jongen zijn?'Immers, als experimenteren en smerig worden gelijk is aan 'genoeg jongen'zijn, dan impliceert dit dat jongens die hier niet van houden, die liever een boek lezen of spelen dat ze een elfje zijn, onvoldoende jongen'zijn.[2] 
  2. (informeel) onverwacht schadelijk of ondermijnend
    • Op pad gaan is verneukeratief voor je opinie. Je loopt tien meter de straat uit en je ziet dat helemaal niet iedereen naar de persconferentie over de abdicatie van Beatrix kijkt, maar de Afrika Cup op heeft staan.”[3] 
    • „Geïnterviewd worden is best verneukeratief. Ik praat, ik vertel van alles over mezelf. Misschien stel ik me wel té kwetsbaar op. Ik vergeet bijna dat het in de krant komt ”[4] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant Asha ten Broeke 28 juli 2017
  3. NRC Merlijn Kerkhof 28 juni 2014
  4. NRC tekst Rinskje Koelewijn 2 november 2013