Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mis·lei·dend

Werkwoord

vervoeging van: misleiden
verbogen vorm: misleidende

misleidend

  1. onvoltooid deelwoord van misleiden
    • Het is overigens wat misleidend om te spreken over een nachtburgemeester, omdat veel van zijn of haar activiteiten juist niet ’s nachts plaatshebben. Al zal de nachtburgemeester zich uiteraard waar nodig ook willen laten zien in het nachtleven van de stad. [1] 
    • Zij verwachten dat ze met hun keuze voor een groene energieleverancier bijdragen aan een duurzame energievoorziening. Dat bedrijven buiten het zicht van consumenten vooral stroom uit fossiele bronnen leveren, vinden wij daarom misleidend. [2] 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen misleidend misleidender misleidendst
verbogen misleidende misleidendere misleidendste
partitief misleidends misleidenders -

Bijvoeglijk naamwoord

misleidend

  1. met de uitdrukkelijke bedoeling om mensen dingen te laten geloven die niet waar zijn
    • Coca-Cola mag dit jaar het Gouden Windei in de prijzenkast zetten. Het bedrijf krijgt de onderscheiding voor het "meest misleidende" voedingsproduct met zijn "inspired by clouds crispy smartwater". [3] 
    • Op woensdag 20 maart zijn in Nederland Provinciale Statenverkiezingen. Eind mei volgen de verkiezingen voor het Europees Parlement. "We moeten niet naïef zijn”, zei Ollongren eerder dit jaar over de mogelijk misleidende beïnvloeding van burgers. Veel nepnieuws en desinformatie komt uit het buitenland, bijvoorbeeld Rusland." [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen