• ver·mits
  • In de betekenis van ‘onderschikkend voegwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1440 [1] [2]

vermits

  1. (meestal gebruikt in België) geeft onderschikkend een reden aan
    • Vermits Piet inmiddels alle examens gehaald heeft, kan hij zijn diploma niet meer mislopen. 
    • Vermits het vriest, draag ik wanten. 
82 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]