verloochenen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van verloochenen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		verloochenen			te verloochenen
	toekomend		zullen verloochenen			te zullen verloochenen
voltooid	tegenwoordig		hebben verloochend			te hebben verloochend
	toekomend		verloochend zullen hebben			verloochend te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	verloochenend		verloochend			ev. verloochen	mv. verouderd verloochent	verloochene
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	verloochen	verloochent	verloochent	verloochent	verloochent	verloochenen	verloochenen	verloochenen
verleden (o.v.t.)	verloochende	verloochende	verloochende	verloochende	verloochende	verloochenden	verloochenden	verloochenden
toekomend (o.t.t.t.)	zal verloochenen	zult/zal verloochenen	zult/zal verloochenen	zult verloochenen	zal verloochenen	zullen verloochenen	zullen verloochenen	zullen verloochenen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou verloochenen	zou verloochenen	zou(dt) verloochenen	zoudt verloochenen	zou verloochenen	zouden verloochenen	zouden verloochenen	zouden verloochenen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb verloochend	hebt verloochend	hebt/heeft verloochend	hebt verloochend	heeft verloochend	hebben verloochend	hebben verloochend	hebben verloochend
verleden (v.v.t.)	had verloochend	had verloochend	had verloochend	hadt verloochend	had verloochend	hadden verloochend	hadden verloochend	hadden verloochend
toekomend (v.t.t.t.)	zal verloochend hebben	zal/zult verloochend hebben	zult/zal verloochend hebben	zult verloochend hebben	zal verloochend hebben	zullen verloochend hebben	zullen verloochend hebben	zullen verloochend hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou verloochend hebben	zou verloochend hebben	zou/zoudt verloochend hebben	zoudt verloochend hebben	zou verloochend hebben	zouden verloochend hebben	zouden verloochend hebben	zouden verloochend hebben
onpersoonlijke lijdende vorm verloochend worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt verloochend				er is verloochend
verleden	er werd verloochend				er was verloochend
toekomend	er zal verloochend worden				er zal verloochend zijn
voorwaardelijk	er zou verloochend worden				er zou verloochend zijn
lijdende vorm verloochend worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		verloochend worden			verloochend te worden
	toekomend		verloochend zullen worden			verloochend te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		verloochend zijn			verloochend te zijn
	toekomend		verloochend zullen zijn			verloochend te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word verloochend	wordt verloochend	wordt verloochend	wordt verloochend	wordt verloochend	worden verloochend	worden verloochend	worden verloochend
verleden (o.v.t.)	werd verloochend	werd verloochend	werd verloochend	werdt verloochend	werd verloochend	werden verloochend	werden verloochend	werden verloochend
toekomend (o.t.t.t.)	zal verloochend worden	zult verloochend worden	zult verloochend worden	zult verloochend worden	zal verloochend worden	zullen verloochend worden	zullen verloochend worden	zullen verloochend worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou verloochend worden	zou verloochend worden	zou/zoudt verloochend worden	zoudt verloochend worden	zou verloochend worden	zouden verloochend worden	zouden verloochend worden	zouden verloochend worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben verloochend	bent verloochend	bent/is verloochend	zijt verloochend	is verloochend	zijn verloochend	zijn verloochend	zijn verloochend
verleden (v.v.t.)	was verloochend	was verloochend	was verloochend	waart verloochend	was verloochend	waren verloochend	waren verloochend	waren verloochend
toekomend (v.t.t.t.)	zal verloochend zijn	zult verloochend zijn	zult verloochend zijn	zult verloochend zijn	zal verloochend zijn	zullen verloochend zijn	zullen verloochend zijn	zullen verloochend zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou verloochend zijn	zou verloochend zijn	zou/zoudt verloochend zijn	zoudt verloochend zijn	zou verloochend zijn	zouden verloochend zijn	zouden verloochend zijn	zouden verloochend zijn