verlammen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van verlammen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verlammen | te verlammen | ||||||||
toekomend | zullen verlammen | te zullen verlammen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verlamd | te hebben verlamd | ||||||||
toekomend | verlamd zullen hebben | verlamd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verlammend | verlamd | ev. verlam |
mv. verouderd verlamt |
verlamme | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verlam | verlamt | verlamt | verlamt | verlamt | verlammen | verlammen | verlammen | |||
verleden (o.v.t.) | verlamde | verlamde | verlamde | verlamde | verlamde | verlamden | verlamden | verlamden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verlammen | zult/zal verlammen | zult/zal verlammen | zult verlammen | zal verlammen | zullen verlammen | zullen verlammen | zullen verlammen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verlammen | zou verlammen | zou(dt) verlammen | zoudt verlammen | zou verlammen | zouden verlammen | zouden verlammen | zouden verlammen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verlamd | hebt verlamd | hebt/heeft verlamd | hebt verlamd | heeft verlamd | hebben verlamd | hebben verlamd | hebben verlamd | |||
verleden (v.v.t.) | had verlamd | had verlamd | had verlamd | hadt verlamd | had verlamd | hadden verlamd | hadden verlamd | hadden verlamd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verlamd hebben | zal/zult verlamd hebben | zult/zal verlamd hebben | zult verlamd hebben | zal verlamd hebben | zullen verlamd hebben | zullen verlamd hebben | zullen verlamd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verlamd hebben | zou verlamd hebben | zou/zoudt verlamd hebben | zoudt verlamd hebben | zou verlamd hebben | zouden verlamd hebben | zouden verlamd hebben | zouden verlamd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verlamd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verlamd | er is verlamd | |||||||||
verleden | er werd verlamd | er was verlamd | |||||||||
toekomend | er zal verlamd worden | er zal verlamd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verlamd worden | er zou verlamd zijn | |||||||||
lijdende vorm verlamd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verlamd worden | verlamd te worden | ||||||||
toekomend | verlamd zullen worden | verlamd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verlamd zijn | verlamd te zijn | ||||||||
toekomend | verlamd zullen zijn | verlamd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verlamd | wordt verlamd | wordt verlamd | wordt verlamd | wordt verlamd | worden verlamd | worden verlamd | worden verlamd | |||
verleden (o.v.t.) | werd verlamd | werd verlamd | werd verlamd | werdt verlamd | werd verlamd | werden verlamd | werden verlamd | werden verlamd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verlamd worden | zult verlamd worden | zult verlamd worden | zult verlamd worden | zal verlamd worden | zullen verlamd worden | zullen verlamd worden | zullen verlamd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verlamd worden | zou verlamd worden | zou/zoudt verlamd worden | zoudt verlamd worden | zou verlamd worden | zouden verlamd worden | zouden verlamd worden | zouden verlamd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verlamd | bent verlamd | bent/is verlamd | zijt verlamd | is verlamd | zijn verlamd | zijn verlamd | zijn verlamd | |||
verleden (v.v.t.) | was verlamd | was verlamd | was verlamd | waart verlamd | was verlamd | waren verlamd | waren verlamd | waren verlamd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verlamd zijn | zult verlamd zijn | zult verlamd zijn | zult verlamd zijn | zal verlamd zijn | zullen verlamd zijn | zullen verlamd zijn | zullen verlamd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verlamd zijn | zou verlamd zijn | zou/zoudt verlamd zijn | zoudt verlamd zijn | zou verlamd zijn | zouden verlamd zijn | zouden verlamd zijn | zouden verlamd zijn |