verlamde
- ver·lam·de
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verlamde | verlamden |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
verlamde
1.
vervoeging van |
---|
verlammen |
verlamde
- enkelvoud verleden tijd van verlammen
- Ik verlamde.
- Jij verlamde.
- Hij, zij, het verlamde.
- Ik verlamde.
- verbogen vorm van verlamd, voltooid deelwoord van verlammen
- Het woord verlamde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.