Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ven·noot·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vennootschap vennootschappen
verkleinwoord vennootschapje vennootschapjes

Zelfstandig naamwoord

de vennootschapv

  1. (economie) onderneming of bedrijf met meerdere aandeelhouders (vennoten)
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be