vennootschapsbelasting

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ven·noot·schaps·be·las·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vennootschapsbelasting vennootschapsbelastingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

vennootschapsbelasting v [1]

  1. belasting geheven over de winst van een vennootschap
    • Uit het onderzoek blijkt dat de belastingparadijzen geen of lage tarieven voor vennootschapsbelasting hebben, oneerlijke fiscale prikkels geven aan bedrijven en niet meewerken aan internationale maatregelen tegen belastingontwijking. [2] 
     Maar haar vader bijvoorbeeld? Hij had zijn hele leven op de rechtse Hôgerpartiet gestemd, en niet alleen omdat hij voor een verlaging van de successierechten en de vennootschapsbelasting was.[3]

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. www.nos.nl
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044645149