• uzelf

uzelf

  1. de versterkte vorm van u
    • Maar uzelf bent daar toch niet geweest? 
  enkelvoud meervoud
verplicht keuze verplicht keuze
1e persoon mij
me
mijzelf
mezelf
ons onszelf
2e persoon
(informeel)
je jezelf je jezelf
2e persoon
(formeel)
zich zichzelf zich zichzelf
2e persoon
(regionaal)
u uzelf u uzelf
3e persoon
zich zichzelf zich zichzelf

uzelf

  1. de versterkte wederkerende vorm van gij
    • Gij hebt uzelf danig geweerd. 
  2. de versterkte wederkerende vorm van u, alleen gebruikt bij de gebiedende wijs
    • Maak uzelf blij! 
  • Deze vorm kan alleen gebruikt worden als de reflexiviteit optioneel is, dat wil zeggen dat het werkwoord zowel wederkerend als niet-wederkerend gebruikt kan worden.
96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be