ulk
- ulk
- (visserij) gedraaide schelp
- ▸ Hij deelde ons mee dat de wulken (of ulken, escargot in 't Frans), zeer schaars zijn met als gevolg weinig aanbod en een zeer hoge prijs.[7]
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als mannelijk zelfstandig naamwoord.
[B] de ulk m
- bunzing, fret
- ▸ Een bunzing heet in de Achterhoek een ulk, een leuke naam voor een bloeddorstige moordenaar.[8]
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als mannelijk / onzijdig zelfstandig naamwoord.
- (groente) ui, Allium cepa
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als mannelijk zelfstandig naamwoord.
- Het woord ulk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ ulk (schelp) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ ulk (bunzing) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Brief uit Yerseke (20 september 1947) in: Het Nieuw Visscherijblad, jrg. 2 nr. 36 (26 september 1947), S. Bollinne, Ostende, p. 10 kol.4
- ↑
Weblink bron Proficiat als profetie in: Jan Campert-stichting Jaarboek 2010. (2010), Jan Campert-stichting, Den Haag, ISBN 9789490742027, p. 71
- ulk
ulk, m
- (scheepvaart) afgehard oude zeeman met een tanig aanzien, gekenmerkt door vele jaren van het leven op zee, zeebonk
- (straalvinnigen) (dialect) schorpioenvisachtige, benaming voor vissen uit de orde Scorpaeniformes
(Noors: ulkefisker)
- ulk
ulk, m
- totaal verliederlijkte man
- (scheepvaart) afgehard oude zeeman met een tanig aanzien, gekenmerkt door vele jaren van het leven op zee, zeebonk
- (straalvinnigen) schorpioenvisachtige, benaming voor vissen uit de orde Scorpaeniformes
(Nynorsk: ulkefisk, Noors: ulkefisker)