uitstellen
- Geluid: uitstellen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈœytstɛlə(n) / (3 lettergrepen)
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
uitstellen | uitgesteld |
uitstel |
- uit·stel·len
- samenstelling van uit bw en stellen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitstellen |
stelde uit |
uitgesteld |
zwak -d | volledig |
uitstellen
- overgankelijk naar een later tijdstip verschuiven
- De vergadering werd wegens de sneeuwstorm enige dagen uitgesteld.
- ▸ Ik kon het niet langer uitstellen of ontwijken, deze nacht zou ik eraan moeten geloven.[1]
- ▸ Voor de achtste keer in een maand tijd is vandaag een zandstorm over Irak getrokken. Opnieuw kwam daardoor een deel van het dagelijks leven stil te liggen. In een groot deel van het land sloten luchthavens, universiteiten en overheidsdiensten noodgedwongen hun deuren. Ook schoolexamens zijn met een dag uitgesteld.[2]
- iets met een jaar uitstellen
- stel niet uit tot morgen, wat je vandaag kunt doendoelt op actie, wees niet lui of gemakzuchtig, ga door en wel nu. ofwel: door nu het werk al te doen geeft het later een rustiger gevoel
1. naar een later tijdstip verschuiven
iets met een jaar uitstellen
|
- Het woord uitstellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitstellen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron “Irak kleurt oranje: zandstorm nummer 8 in het land binnen korte tijd” (VANDAAG), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be