retardar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
retardar |
retardaba |
retardado |
volledig |
retardar
- vertragen, afremmen, uitstellen, ophouden
- achteruitzetten, terugzetten
- «retardar el reloj»
- de klok terugzetten
- «retardar el reloj»