uitspoelen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van uitspoelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitspoelen | uit te spoelen | ||||||||
toekomend | zullen uitspoelen uit zullen spoelen |
te zullen uitspoelen uit te zullen spoelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben uitgespoeld | te hebben uitgespoeld | ||||||||
toekomend | uitgespoeld zullen hebben | uitgespoeld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
uitspoelend | uitgespoeld | ev. spoel uit |
mv. verouderd spoelt uit |
spoele uit (bijzin) uitspoele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | spoel uit | spoelt uit | spoelt uit | spoelt uit | spoelt uit | spoelen uit | spoelen uit | spoelen uit | |||
verleden (o.v.t.) | spoelde uit | spoelde uit | spoelde uit | spoelde uit | spoelde uit | spoelden uit | spoelden uit | spoelden uit | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitspoelen | zult/zal uitspoelen | zult/zal uitspoelen | zult uitspoelen | zal uitspoelen | zullen uitspoelen | zullen uitspoelen | zullen uitspoelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitspoelen | zou uitspoelen | zou(dt) uitspoelen | zoudt uitspoelen | zou uitspoelen | zouden uitspoelen | zouden uitspoelen | zouden uitspoelen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | uitspoel | uitspoelt | uitspoelt | uitspoelt | uitspoelt | uitspoelen | uitspoelen | uitspoelen | |||
verleden (o.v.t.) | uitspoelde | uitspoelde | uitspoelde | uitspoelde | uitspoelde | uitspoelden | uitspoelden | uitspoelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitspoelen uit zal spoelen |
zult/zal uitspoelen uit zult/zal spoelen |
zult/zal uitspoelen uit zult/zal spoelen |
zult uitspoelen uit zult spoelen |
zal uitspoelen uit zal spoelen |
zullen uitspoelen uit zullen spoelen |
zullen uitspoelen uit zullen spoelen |
zullen uitspoelen uit zullen spoelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitspoelen uit zou spoelen |
zou uitspoelen uit zou spoelen |
zou(dt) uitspoelen uit zou(dt) spoelen |
zoudt uitspoelen uit zoudt spoelen |
zou uitspoelen uit zou spoelen |
zouden uitspoelen uit zouden spoelen |
zouden uitspoelen uit zouden spoelen |
zouden uitspoelen uit zouden spoelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb uitgespoeld | hebt uitgespoeld | hebt/heeft uitgespoeld | hebt uitgespoeld | heeft uitgespoeld | hebben uitgespoeld | hebben uitgespoeld | hebben uitgespoeld | |||
verleden (v.v.t.) | had uitgespoeld | had uitgespoeld | had uitgespoeld | hadt uitgespoeld | had uitgespoeld | hadden uitgespoeld | hadden uitgespoeld | hadden uitgespoeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgespoeld hebben | zal/zult uitgespoeld hebben | zult/zal uitgespoeld hebben | zult uitgespoeld hebben | zal uitgespoeld hebben | zullen uitgespoeld hebben | zullen uitgespoeld hebben | zullen uitgespoeld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgespoeld hebben | zou uitgespoeld hebben | zou/zoudt uitgespoeld hebben | zoudt uitgespoeld hebben | zou uitgespoeld hebben | zouden uitgespoeld hebben | zouden uitgespoeld hebben | zouden uitgespoeld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm uitgespoeld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt uitgespoeld | er is uitgespoeld | |||||||||
verleden | er werd uitgespoeld | er was uitgespoeld | |||||||||
toekomend | er zal uitgespoeld worden | er zal uitgespoeld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou uitgespoeld worden | er zou uitgespoeld zijn | |||||||||
lijdende vorm uitgespoeld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitgespoeld worden | uitgespoeld te worden | ||||||||
toekomend | uitgespoeld zullen worden | uitgespoeld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | uitgespoeld zijn | uitgespoeld te zijn | ||||||||
toekomend | uitgespoeld zullen zijn | uitgespoeld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word uitgespoeld | wordt uitgespoeld | wordt uitgespoeld | wordt uitgespoeld | wordt uitgespoeld | worden uitgespoeld | worden uitgespoeld | worden uitgespoeld | |||
verleden (o.v.t.) | werd uitgespoeld | werd uitgespoeld | werd uitgespoeld | werdt uitgespoeld | werd uitgespoeld | werden uitgespoeld | werden uitgespoeld | werden uitgespoeld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitgespoeld worden | zult uitgespoeld worden | zult uitgespoeld worden | zult uitgespoeld worden | zal uitgespoeld worden | zullen uitgespoeld worden | zullen uitgespoeld worden | zullen uitgespoeld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitgespoeld worden | zou uitgespoeld worden | zou/zoudt uitgespoeld worden | zoudt uitgespoeld worden | zou uitgespoeld worden | zouden uitgespoeld worden | zouden uitgespoeld worden | zouden uitgespoeld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben uitgespoeld | bent uitgespoeld | bent/is uitgespoeld | zijt uitgespoeld | is uitgespoeld | zijn uitgespoeld | zijn uitgespoeld | zijn uitgespoeld | |||
verleden (v.v.t.) | was uitgespoeld | was uitgespoeld | was uitgespoeld | waart uitgespoeld | was uitgespoeld | waren uitgespoeld | waren uitgespoeld | waren uitgespoeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgespoeld zijn | zult uitgespoeld zijn | zult uitgespoeld zijn | zult uitgespoeld zijn | zal uitgespoeld zijn | zullen uitgespoeld zijn | zullen uitgespoeld zijn | zullen uitgespoeld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgespoeld zijn | zou uitgespoeld zijn | zou/zoudt uitgespoeld zijn | zoudt uitgespoeld zijn | zou uitgespoeld zijn | zouden uitgespoeld zijn | zouden uitgespoeld zijn | zouden uitgespoeld zijn |