Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spoel·den uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitspoelen

spoelden (…) uit

  1. meervoud verleden tijd van uitspoelen
    • Wij spoelden uit. 
    • Jullie spoelden uit. 
    • Zij spoelden uit. 

Gangbaarheid