uitspoelden
- Geluid: uitspoelden (hulp, bestand)
- uit·spoel·den
vervoeging van |
---|
uitspoelen |
uitspoelden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitspoelen
- ...dat wij uitspoelden.
- ...dat jullie uitspoelden.
- ...dat zij uitspoelden.
- ...dat wij uitspoelden.