uitmergelen
- Geluid: uitmergelen (hulp, bestand)
- uit·mer·ge·len
- In de betekenis van ‘uitputten’ voor het eerst aangetroffen in 1470 [1]
- samenstelling van uit bw en mergelen ww
uitmergelen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitmergelen |
mergelde uit |
uitgemergeld |
zwak -d | volledig |
- roofbouw plegen, van alle kracht ontdoen
- Duizenden Grieken hebben maandagavond in Athene gedemonstreerd tegen het extreme bezuinigingsbeleid en tegen het bezoek van Angela Merkel. De Duitse bondskanselier is zowat de verpersoonlijking van het uitmergelen van de Griekse samenleving.[3]
- Aan de Europese Unie zal in 2018 een einde komen. Het project zal instorten nadat de Zuid-Europese landen zich eerst omwille van de euro hebben laten uitmergelen en vervolgens nationalisme, separatisme en neofascisme de kop hebben opgestoken.[4]
- Het woord uitmergelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "uitmergelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 08/OKTOBER/2012 door bvb
- ↑ Volkskrant Jan Tromp 26 april 2014