mergelde uit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mer·gel·de uit
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitmergelen |
mergelde uit
- enkelvoud verleden tijd van uitmergelen
- Ik mergelde uit.
- Jij mergelde uit.
- Hij, zij, het mergelde uit.
- Ik mergelde uit.
Gangbaarheid
- Het woord mergelde uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.