mergelen
- mer·ge·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
mergelen |
mergelde |
gemergeld |
zwak -d | volledig |
mergelen [2]
- overgankelijk (landbouw) met mergel bemesten
- uitputten, folteren [3]
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord mergelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mergelen" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[4] |