bemergelen
- Geluid: bemergelen (hulp, bestand)
- IPA: / bəˈmɛrɣələ(n) / (4 lettergrepen)
- be·mer·ge·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bemergelen |
bemergelde |
bemergeld |
zwak -d | volledig |
bemergelen
- (landbouw) het land vruchtbaarder maken door er mergel over te verspreiden
- Vroeger ging de boer zijn land bemergelen.
- Het was nog mogelijk een enkel perceel in het voorjaar te bemergelen, zij het dan ook veel te laat. [1]
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord 'bemergelen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Joboma"Cageschikt worden voor cultuur wegens een kalk-tekort." in: Nieuwsblad van Friesland: Hepkema's courant jrg. 28 nr. 64 (10 augustus 1928); p. 6 kol. 6; geraadpleegd 2019-08-12